Uitspraak over ‘Het Klimaat van het Absolute’
1. Aanleiding
In 2020 is de Commissie Verzoening en Recht (verder te noemen: Cie V&R) ingesteld door de toenmalige Generale Synode van de GKv en de Landelijke Vergadering van de NGK. De taak van de Commissie ligt vervat in haar naam; daarin komen de beide elementen bij elkaar die in het werk van de commissie onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn: Verzoening zonder recht is een slag in de lucht, terwijl Recht zonder verzoening een harde afrekening wordt. Beide zijn nodig, beide hebben hun plaats in de schaduw van het kruis van Christus; die Verzoening bracht door Recht te doen. In de loop van de volgende jaren zijn er heel wat gesprekken gevoerd, met heel verschillende mensen, met ook allemaal heel verschillende verhalen. Soms hadden die gesprekken een voor iedereen bevredigende uitkomst, maar soms bleek zo’n uitkomst, ondanks alle goede wil en grote inzet, niet te bereiken. En vaak bleek dat dan te maken te hebben met datgene wat onder ons is gaan heten “Het klimaat van het absolute” (naar de titel van de biografie die dr. Ab van Langevelde schreef over prof. C. Veenhof). Daarmee bedoelen we dat de Cie V&R in contact kwam met iemand die zich bij haar meldde, en dan van hem of haar hoorde over dingen die gebeurd zijn in het verleden (geregeld trouwens niet eens henzelf overkomen, maar de generatie voor hen; dat maakt het extra lastig); maar dat die Cie V&R vervolgens, na onderzoek, moest zeggen: “In strikt juridische zin (arbeidsrechtelijk, kerkrechtelijk) valt er niet zoveel aan te merken op wat deze kerkenraad of deze meerdere vergadering of dat schoolbestuur gedaan heeft. Naar de destijds geldende normen en regels is er correct gehandeld”. Juridisch ben je dan uitgepraat. Maar tegelijk voel je heel vaak dat dingen echt anders gedaan hadden kunnen en eigenlijk wel moeten worden; ze-ker met de kennis van nu. En dat niet om juridische, maar om morele redenen. De Cie V&R heeft herhaaldelijk de ervaring opgedaan dat haar de middelen ontbreken om in een dergelijke situatie onder Gods zegen genezend, helend, verzoenend te handelen.
2. Achtergrond
Achteraf terugkijkend op de weg die we gegaan zijn als kerken, zien wij nu veel helderder wat we meer dan een halve eeuw geleden nog nauwelijks konden zien – al waren er ook toen al wel andere stemmen: hoezeer wij met z’n allen leefden in het klimaat van het absolute. In de verzuilde samenleving van voor en na de Tweede Wereldoorlog werden overal ‘absolute’ posities ingenomen en verdedigd. En terwijl de eerste voortekenen zich begonnen aan te dienen van het afscheid van het moderne denken dat vanuit de Verlichting zolang de toon had gezet, hebben ook wij als kerk na de oorlog nog eenmaal een groot systeem opgebouwd en opgetuigd: wat we inmiddels zijn gaan noemen: ‘Het Klimaat van het Absolute’. Hierbij is geen sprake van de schuld van iemand, één persoon, of een kleine of grotere groep bij wie de verantwoordelijkheid voor deze ontwikkeling zouden kunnen neerleggen. We hebben dit samen gedaan, we leefden allemaal in die sfeer, en we dragen er samen verantwoordelijkheid voor dat er een klimaat kon ontstaan in de kerken, waarin meningen en overtuigingen werden tot de raderen waartussen geliefde kinderen van God beschadigd zijn geraakt, naar ziel en lichaam beide. Tot op zekere hoogte kunnen we begrijpen waarom dat tóén gebeurde, en waarom het zó gebeurde. Zoals er wel meer dingen zijn waarvan we kunnen begrijpen hoe en waarom ze in voorbije tijden gepraktiseerd zijn, goedgekeurd en verdedigd, ook door kerken die zichzelf als strikt orthodox beschouwden. Het is niet onze taak om de motieven en beweegredenen van het voorgeslacht in twijfel te trekken. Toch moeten we achteraf zeggen: Het was niet goed. Wij hadden als kerken meer op onze hoede moeten zijn voor het klimaat van het absolute. En we hadden er ook niet meer dan een halve eeuw voor nodig moeten hebben om tot dat inzicht te komen. Hier past ons een belijdenis van schuld, voor het aangezicht van God en mensen. Daarom doen wij de nu volgende uitspraak.
Uitspraak
Wij aanvaarden de verantwoordelijkheid voor het (laten) ontstaan van het klimaat van het absolute. In het verre voetspoor van vaders in het geloof als Ezra en Daniël (Nehemia 9 en Daniël 9) belijden wij daarover onze schuld. Dit had niet zo moeten gebeuren. In juridische zin kunnen we in veel gevallen geen genoegdoening meer verschaffen. In morele zin hopen we daartoe door deze uitspraak wel in staat te zijn. We verbinden daaraan de hoop en de bede dat door deze uitspraak de schade en de last, die geliefde kinderen van God hebben geleden, van hen en hun nageslacht zullen worden afgenomen; dat zij alsnog heil en heling zullen ervaren, en hernieuwd mogen wandelen in het licht. Naar het woord uit de berijming van Psalm 32 (Liedboek): “Gij gaat mij voor, Gij maakt voor mij ruim baan”. Zo doe de Almachtige ons samen leven in zijn genade en liefde.