Ds. Jan Ophoff

Jan Ophoff is predikant van de NGK Zwijndrecht. Niet alleen zet hij zich in voor deze plaatselijke kerk, ook draagt hij graag bij met zijn kennis en kunde aan de ‘regionale’ en ‘landelijke’ kerk. Hij heeft zogezegd liefde en talent voor besturen. Als je hem kent, zal het je dan ook weinig verbazen dat hij voorzitter werd van de nieuwe regio Dordrecht-Middelharnis.

Ds. Jan Ophoff

Tekst en foto: Maarten Boersema, Beeld-Taal

We spreken met hem over de vorming van deze nieuwe regio. Hoe was de oude situatie voor de eenwording en wat veranderde er met de eenwording? Hoe heeft hij dit alles beleefd? En wat hoopt hij dat er nog gaat gebeuren?

Hoe was de situatie voor de eenwording en de vorming van de nieuwe regio?
‘De nieuwe regio bestaat uit twaalf verschillende kerkelijke gemeenten, waaronder de gereformeerde kerk op Curaçao. Deze twaalf gemeenten waren in de oude opzet onderdeel van twee verschillende regio’s binnen de voormalige NGK en twee verschillende classes binnen de voormalige GKv. Deze vier verschillende vergaderingen hadden elk een andere cultuur. Ik spreek dan ook wel eens over vier stromen die nu bij elkaar komen en elkaar moeten vinden in een nieuwe rivier. Er moet nieuwe afstemming plaatsvinden.’

Dat is beeldspraak die aanspreekt in de buurt van Dordrecht met het vierstromenpunt van de Beneden Merwede, Oude Maas, Noord en Wantij. Om dit beeld vast te houden: waarin onderscheiden de vier stromen van die verschillende vergaderingen zich?‘Er zijn echt verschillen in cultuur. De voormalige NGK was veel losser georganiseerd dan de voormalige GKv. Nu is het zo dat in de GKv de afgelopen jaren veel is veranderd, maar daar heerste vroeger toch iets meer een instelling waarin gehandeld werd naar de letter van de wet. In de NGK was het misschien iets meer naar de geest van de wet.

Binnen de GKv-classes was er veel meer geregeld wat betreft reglementen en afspraken. Maar ook die beide classes verschilden best wel van elkaar. We hebben al met al een bijzondere regio gekregen met daadwerkelijk vier verschillende stromen.
Ik wil de verschillen overigens niet groter maken dan dat ze zijn, omdat we soms ook onderschatten hoe sterk onze gezamenlijke traditie is. Die vier stromen komen bij wijze van spreken wel uit dezelfde bron. Wij hebben bijvoorbeeld een kerkverband waarin een groot accent ligt op de plaatselijke gemeente, en dat is in andere kerkverbanden echt anders. Kijk bijvoorbeeld naar de PKN. Ook in onze geloofstaal zit veel overeenkomst. En wat te denken van de vormgeving van de erediensten en de prediking. Ik ben dan ook blij met de fusie, omdat ik heb herontdekt dat we bij elkaar horen.’

Je zegt dat er afstemming plaats moest vinden om tot een nieuwe stroom te komen. Hoe hebben jullie dat gedaan?
‘Laat ik eerst nog mogen zeggen dat ik het als voorzitter belangrijk vind om telkens te benadrukken dat de regels die we hebben de vrede in de gemeente dienen te bevorderen. Telkens dienen we de vraag te stellen of we de plaatselijke gemeente in het oog hebben en of we daar het goede voor doen. Op regionaal niveau is het daarom belangrijk om elkaar te leren kennen en daar goed de tijd voor te nemen. Dat doen we bijvoorbeeld door de vergadering telkens in een ander kerkgebouw te laten plaatsvinden. Op die manier komen we door de tijd heen bij iedereen op bezoek. Ook is er elke vergadering de ruimte voor een paar gemeenten om zichzelf kort te presenteren. Daarbij probeer ik als voorzitter ook een klimaat te creëren waarin we elkaar ruimte geven. De diversiteit in de regio is groot, groter dan in de voormalige regio’s en classes, en het is een uitdaging om elkaar als kerken vast te houden en ruimte te geven.’

Heb je een voorbeeld om dat laatste te illustreren?
‘Ik moet denken aan de vormgeving van kerkvisitatie in onze regio. Daar hebben we twee keer gesprekken over gehouden. Vanuit de voormalige NGK-gemeenten was er de zorg dat we elkaar in alles zouden gaan controleren en dat er een vorm van beheersing van bovenaf zou kunnen ontstaan. In de ene voormalige GKv-classis was er nog een uitvoerige reglement, terwijl het in de andere classis doorontwikkeld was tot een gesprek over enkele thema’s. We hebben uitgebreid naar elkaar geluisterd, ervaringen uitgewisseld en al sprekend kwamen we er op uit dat we geestelijke gesprekken met elkaar willen houden om op die manier met elkaar mee te leven in de regio. Geen batterij van vragen dus, maar een goed geestelijk gesprek. We moeten de regeling uiteindelijk nog vaststellen, maar de gesprekken hebben ons goed gedaan.
Ook moet ik denken aan de bespreking van het studierapport Ruimte en richting van de Studiecommissie homoseksualiteit in de kerk. Met die bespreking wilden we ook de beide afgevaardigden naar de synode input geven. We hebben elkaar de ruimte en tijd gegeven om te kunnen vertellen hoe iedereen erin zit. Hoe dat verder gaat, dat weet ik nog niet, maar we kiezen er nadrukkelijk voor om dit soort onderwerpen te agenderen om elkaar te leren kennen en van elkaar te leren. Gelet op de korte tijd dat we nog maar als nieuwe regio functioneren was dit een intensief en goed gesprek.  Echt luisteren naar elkaar is nog niet zo gemakkelijk.’

Je zegt zelf dat er binnen ons kerkverband nadruk ligt op de plaatselijke kerken. Een gemiddeld gemeentelid zal ook niet echt warm lopen voor deze regionale vergaderingen, laat staan landelijke vergaderingen. Waarom stop je er zelf eigenlijk zoveel tijd, energie en liefde in?
‘Dat klopt. Het kerk-zijn speelt zich in eerste instantie op plaatselijk niveau af en dat is goed. Toch is het belangrijk om telkens te beseffen dat de kerk groter is dan alleen de plaatselijke kerk en dat we elkaar nodig hebben. Dat merk je bijvoorbeeld in gesprekken over LHBTI en vrouw en ambt. Vanuit een andere gemeente in de regio wordt bijvoorbeeld een voor jou onbekende invalshoek belicht. De ene gemeente heeft er al langer over nagedacht dan de andere. Bovendien zijn er grotere en kleinere gemeenten en het is dan belangrijk elkaar te steunen en te bemoedigen.
Op bestuurlijk vlak heb je elkaar ook nodig. Bijvoorbeeld als het aankomt op steun voor missionaire initiatieven of hulpbehoevende kerken. Maar ook wat betreft de positie van werkers in de kerk. En mocht zich een conflict voordoen in een gemeente, dan is het ook belangrijk dat de basis van de kerkelijke regio goed is. Daar zet ik me graag voor in. Overigens was onze inzet als regio afgelopen jaar al vereist vanwege de bevestiging van de predikant in een parttime werkverband voor bepaalde tijd. Dat vraagt om  deskundigheid en vertrouwen om dat goed te regelen. Je helpt elkaar op een heel concrete manier.’

Wat is jouw verlangen voor deze regio met het oog op de toekomst?
‘Ik hoop dat we steeds verder naar elkaar toegroeien, zodat er verbondenheid en saamhorigheid ontstaat. Ook hoop dat ik dat we voor elkaar als gemeenten van betekenis kunnen zijn. Juist als dat nodig blijkt te zijn in bepaalde situaties.’