Ds. Gijs Bronsveld

Ter gelegenheid van het eenjarig bestaan van de Nederlandse Gereformeerde Kerken is er een video-interview opgenomen met ds. Gijs Bronsveld, predikant van de Ontmoetingskerk in Hattem. Hieronder staat de tekst van dat interview, omwille van de leesbaarheid hier en daar een klein beetje aangepast.

De video is hier te vinden.

Door Martinus Bos | LPB media

Ds. Gijs Bronsveld, Hattem

De fusie van onze kerken heeft natuurlijk formeel op 1 mei 2023 plaatsgevonden. Maar de jaren daarvoor werkten wij in Hattem als drie later NGK-kerken al samen. Twee vrijgemaakte kerken (1000 leden, 500 leden) en wij als oud-Nederlands Gereformeerde Kerk (500 leden), dus meer dan 2000 gemeenteleden in totaal. En we zijn blij dat we al jaren vóór die tijd elkaar gevonden hadden, in die tijd ook gezamenlijke middagdiensten hadden en ook op tal van andere vlakken reeds met elkaar samenwerkten.

Als ik even inzoom op hoe het er na de fusie uitziet, dan hebben we de fusie gemarkeerd met een grote dienst. De kerkgebouwen zijn te klein om alle gemeenteleden in een normale zondagse ochtenddienst bij elkaar te verzamelen, dus we zijn in de grootste sporthal van Hattem bij elkaar gaan zitten: meer dan duizend mensen. Alle vier de predikanten hadden een rol, een grote gezamenlijke muziekgroep, christelijke muziekvereniging Hattem was met de koperblazers aanwezig en dat was echt een event.

Dan zit je met elkaar. Dat begint een beetje op een EO-landdag te lijken, dan zit je echt ergens in een hele grote zaal, echt vol in de muziek en dat was echt een verbindende activiteit. Dat proberen we jaarlijks te laten terugkomen. Dat is zo goed bevallen dat iedereen die er een beetje bij betrokken was, zegt: dit verdient een herhaling en dit is ook goed voor dat besef van we horen wel bij elkaar, ook al zijn we verder doordeweeks nog wel veelal zelfstandig.

In het jeugdwerk werken we samen met een jaarlijks tienerkamp in oktober en er zijn echt zestig, zeventig, tachtig tieners uit verschillende kerken bij elkaar. Als je dan ziet wat ze allemaal met elkaar doen, dat is één groot feest, maar ook echte momenten van verdieping, dat het even heel stil is, dat het heel dichtbij komt. We zijn heel blij dat ze dat met elkaar doen, ook dankzij de leiding natuurlijk. Jaarlijks zijn er ook avonden gezamenlijk met een spreker, sprekers die ook echt een boodschap hebben. Die na een ernstig auto-ongeluk weer hun leven, maar ook hun geloof weer op de rit moeten zien te krijgen; iemand die als tiener depressieve klachten had, maar ook een jeugdwerker uit Kenia, die gewend is om voor tieners te spreken. Die komt dan van het podium af en dan zitten er zestig tieners in de kerk. Dan gaat hij vlak voor ze staan en dan gaat hij echt even ophalen wat hij wil weten. Hij weet het dan echt dichtbij te brengen, dus dat zijn momenten waarop je, doordat je het jeugdwerk op bepaalde momenten samen doet, je sprekers van een groter kaliber, met een grotere achtergrond in huis kunt halen. En dat stimuleert enorm.

Zo’n twee jaar voor de fusie hebben de voorzitters van de kerkenraden en de predikanten in een gezamenlijk overleg nagedacht over: betekent deze fusie nu ook een organisatorische verandering voor ons? Moeten we iets overkoepelends, een centrale kerkenraad of iets in die geest gaan formeren en van daaruit dingen gaan leiden? Toen hebben we elkaar aangekeken en gezegd: de samenwerking zoals die plaatsvindt, is tot bevrediging van alle partijen. Op het moment dat we dat organisatorisch topzwaar gaan maken, zien we daar geen winst in. Op het moment dat er iets is wat zou spelen, dan kunnen predikanten en voorzitters gewoon ad hoc de koppen bij elkaar steken om te kijken: hoe gaan we daarmee om? Maar dat wordt niet met een nieuw stuk organisatie verzwaard.
En er zijn op dit moment ook geen plannen voor de toekomst om daar naartoe te gaan werken als een stip op de horizon of zo. Dat heeft veel te maken met twee gemeentes van 500 leden, één gemeente van duizend leden, allemaal uitstekend in staat om een eigen organisatie overeind te houden. Dan is daar ook gewoon vanuit het grondvlak absoluut geen behoefte aan.

Als ik voor mijzelf nadenk over wat de fusie voor mij persoonlijk nou heeft betekend, dan moet ik onwillekeurig denken aan de preek die ik mocht houden in de fusiedienst, in die grote sporthal, en dat ik gesproken heb over de vreugde die onze Heer Jezus Christus had als Hij in de toekomst de aarde vol ziet staan van de heerlijkheid van God en Gods liefde ziet stromen door de mensen heen en dat ze allemaal komen van noord en zuid en oost en west en samen de Heer dienen. Dat visioen gaf Hem de vreugde die Hem ook de kracht gaf om naar het kruis te gaan. Toen ik in die volle sporthal daar zat en al die verschillende gemeenteleden mocht aanspreken – wat ik gezegd heb, is dat wat hier op dit moment gebeurt, is een klein voorproefje van dat wat straks op ons ligt te wachten.

Op het moment dat ik dat mocht verkondigen, proefde ik zelf ook iets van: er gaat hier vreugde van uit, dat mensen die in het verleden elkaar zijn kwijtgeraakt, elkaar weer terugvinden aan de voeten van de Here Jezus Christus. En dat geeft mij vreugde. En daar proef ik ook iets van als we dingen gewoon samen doen. Als we in de kelder van de Gasthuiskerk zitten met tachtig tieners en die zitten naar een goed verhaal te luisteren, dat proef ik iets van: hier is verbondenheid die ook iets extra’s brengt. Maar tegelijk, als ik dan een week later gewoon weer met mijn eigen tienergroep zit, gewoon in de intimiteit van de eigen gemeente, dan heeft dat ook een kracht die ook zijn waarde heeft. Maar hier ligt dus iets voor mij persoonlijk, ook als meerwaarde voor de fusie.

Wanneer ik nadenk over de vraag hoe kerkelijke eenheid er in Hattem in de toekomst uit zou kunnen zien, een stip op de horizon, dan heb ik natuurlijk te maken met een concrete context waarin de samenwerking met de CGK in de zomerdiensten wel gestalte krijgt. Van de vier diensten doen zij er twee mee. Ze zeggen: we willen graag zelfstandig zijn, maar op dit punt haken we wel aan, want we willen ergens uitdrukken dat we wel met elkaar verbonden zijn. Maar voor de rest hechten ze erg aan hun eigenheid. En richting PKN dat als ik kijk naar de geschiedenis, maar ook naar de ontwikkelingen in den lande: als het zo zou zijn dat doordat broeders en zusters uit de verschillende kerken elkaar vinden, handen ineen slaan, in toenemende mate projecten met elkaar gaan doen – ik noem even The Passion: er is het plan om in Hattem een Hattemse versie van wat we op Witte Donderdag op de nationale televisie zien van de Passion handen en voeten te geven. Stel je voor: dat is breed Hattem kerkelijk, dat dat de energie genereert waardoor andere nieuwe initiatieven zouden gaan opbloeien, bottom-up, dan kan ik me voorstellen dat het ook later ook in formele regelingen tot meer verbondenheid zou kunnen gaan leiden. Maar ik wacht rustig af waar ik daarin de wind van de Heilige Geest zie blazen. Het is niet zo dat ik nu een visioen heb: over tien jaar een centrale kerkenraad of zo, want in die volgorde geloof ik niet.

Als ik voor mijzelf nadenken over de vraag: waar krijgt de fusie zijn meeste betekenis, dan is dat waar ik bij de Open Poort en bij de Gasthuiskerk broers en zussen tegenkom die met eenzelfde geloof en met dezelfde diepgang Jezus Christus willen volgen. En op het moment dat die diepe hartenklop van de Heilige Geest aanwezig is, dan is daar een wezenlijke geestelijke eenheid die niet met de organisatie te maken heeft, maar met innerlijk beleefd geloof. En dat overal waar die momenten hopelijk steeds meer voorkomen, daarvan heb ik het gevoel: daar boeken we de meeste winst en dat zou ook mijn wens zijn, dat dat nog op veel meer plekken zichtbaar zal worden.