Knelpunten
Horen van de gemeente
Vraag: Mag de kerkenraad een besluit nemen over het openstellen van de ambten voor vrouwen, na het horen van de gemeente? Of is het noodzakelijk dat we onze gemeenteleden hierover eerst laten stemmen?
Overwegingen: Het is belangrijk om de gemeente mee te nemen in de besluitvorming, door gelegenheid te geven voor onderling gesprek met uitwisseling van standpunten. De belangrijkste vraag daarbij is: hoe zijn we gemeente van Christus? Maar uiteindelijk neemt de kerkenraad het besluit met die oude vuistregel: ‘de kerkenraad besluit, gehoord de gemeente’. In een zaak als deze is het dus goed, ja zelfs onvermijdelijk, om de gemeente te raadplegen. Een kerkenraad mag zelf bepalen hoe de raadpleging van de gemeente wordt vormgegeven. Er is geen voorschrift voor een stemming. Wel is het in de kerk een goede regel dat niet de macht van het getal, maar de kracht van goede Schriftuurlijke argumentatie de doorslag behoort te geven.
Het verdient aanbeveling om als kerkenraad zo mogelijk te vermijden dat het tot een stemming komt. Wel moet de gemeente kunnen merken dat er goed naar haar geluisterd is en vooral dat is geluisterd naar de stem van de Geest.
Het kan zijn dat, gegeven de situatie in de gemeente, een stemming onder de gemeenteleden toch meer helderheid kan geven, daarvoor mag een kerkenraad vrijelijk kiezen. Alleen leidt zo’n stemming nog niet tot een geldig besluit. Er ligt pas een geldig besluit wanneer de kerkenraad, na de stemming in de gemeente, zijn eigen keuze (die zelfs tegengesteld kan zijn aan de uitslag van de stemming in de gemeente) vastlegt in een besluit.
Conclusie: zie de KO art. B29.4: De kerkenraad rekent met de eigen verantwoordelijkheid van de gemeenteleden en raadpleegt de gemeente met het oog op de hoofdzaken van zijn beleid.
Meerdere vergaderingen
Vraag: Kan een kerk verantwoordelijk zijn voor de besluiten van een andere kerk in het kerkverband?
Overwegingen: Meerdere vergadering zijn vergaderingen van kerken. Leden hebben hierin geen zitting vanwege ambt maar vanwege afvaardiging. Over de afvaardiging beslissen de afzonderlijke kerken zelf. Een kerk die een vrouwelijke afgevaardigde aanwijst, handelt niet in strijd met kerkorde en/of kerkelijke besluiten en kan derhalve niet geweigerd worden. Binnen de classis staan de kerken elkaar bij en zien ze op elkaar toe. Dat maakt de afzonderlijke kerken niet verantwoordelijk voor de wijze waarop een andere kerkenraad de ambtelijke dienst heeft ingericht, als dit binnen rechtsgeldige kaders gebeurt. Kerkenraden die zelf geen ruimte zien voor vrouwelijke ambtsdragers, hoeven zich niet verantwoordelijk te voelen voor de praktijk van hun zusterkerk(en). Zij kunnen met behoud van gevoelen op de classis tegenwoordig zijn en aan de besluitvorming deelnemen.
Ook kerkenraadsleden met gewetensbezwaren tegen vrouwelijke ambtsdragers hoeven zich niet verantwoordelijk te voelen voor het gedrag van zusterkerk(en) als ze naar de classis gaan. Als deze overweging hun gewetensbezwaar niet wegneemt, kunnen ze door hun kerkenraad worden ontzien en vrijgesteld van afvaardiging. Ze hoeven daarvoor geen bezwaar- en beroeps- of revisieprocedure te starten. Het synodebesluit heeft de besluiten over m/v en ambt immers in de vrijheid van de kerken gelaten en de kerkenraad kan via andere kerkenraadsleden eenvoudig voorzien in de afvaardiging.
Conclusie: Zoals afgesproken in de KO art. A2.2: Allen staan onder de ene Heer, Jezus Christus, het hoofd van zijn kerk. Geen persoon of kerk mag een andere persoon of kerk overheersen. Indien een classiskerk onoverkomelijke moeiten heeft bij de afvaardiging dient ze haar problemen aan de classis voor te leggen.
Vraag: Kunnen besluiten van kerkelijke vergaderingen waarvan zusters deel uitmaken, wel erkend worden?
Overwegingen: De ambtsdragers die naar een meerdere vergadering worden afgevaardigd, hebben opdracht en bevoegdheid te handelen en te besluiten in gebondenheid aan de Bijbel, de belijdenis van de kerk en de kerkorde (KO art. E62.4). De kerken beslissen zelf over hun afvaardiging.
Conclusie: meerdere vergaderingen, ook als daar vrouwelijke afgevaardigden van uitmaken, zijn wettige vergaderingen die wettige besluiten kunnen nemen.
Examineren van vrouwelijke kandidaten door de classis
Vraag: wat kan een classis doen als kerken gewetensbezwaar hebben vanwege het examineren van vrouwelijke kandidaten voor het ambt van predikant?
Overwegingen: Een kerk die gewetensbezwaar heeft tegen het examineren van vrouwelijke kandidaten dient zich allereerst af te vragen of haar bezwaar zich richt tegen het confessioneel toetsen van een kandidaat of tegen het besluit dat vrouwen toelaat tot de ambten. Dat laatste is door de kerken in generale synode genomen. Daartegen staat de kerkordelijke weg van revisie open. Een in die weg afgehandelde zaak behoort niet telkens opnieuw op andere plaatsen aan de orde te worden gesteld.
Als deze overweging het bezwaar niet wegneemt en een kerk bij haar oordeel blijft dat niet meegewerkt kan worden aan een kerkelijk onderzoek, dan dient onderscheid gemaakt te worden naar onderzoek. De kerkorde kent het beroepbaarstellend onderzoek (BSO), het toelatend onderzoek (TLO) en het onderzoek voor het verkrijgen van preekbevoegdheid.
Het TLO is een heel beperkt onderzoek en staat in het kader van de formele goedkeuring van een beroep en de kennismaking met de zusterkerken in de classis waarin iemand gaat functioneren. Een niet-bijwonen van het TLO zou betekenen dat in feite de ambtsdienst binnen de classis niet aanvaard wordt. De kerkorde bepaalt in art. B11.2 dat het TLO plaatsvindt door de classis waar iemand zal gaan dienen.
Onoverkomelijke gewetensbezwaren om deel te nemen aan kerkelijk onderzoek zijn denkbaar bij het BSO en het preekbevoegdheidsonderzoek. Kerken kunnen ervan worden vrijgesteld daaraan deel te nemen. Daartoe dient officieel te worden besloten. Gaat het om één of twee bezwaarde kerken, dan kan de classis besluiten dat de overige kerken het onderzoek doen namens de gehele classis. Zijn er drie kerken of meer die hun bijdrage aan het onderzoek weigeren, dan besluit de classis een aangrenzende classis te vragen het onderzoek te willen verzorgen.
Conclusie: Het voorgaande vraagt om een aanpassing van de generale regeling predikantszaken en van de generale preekbevoegdheid, op voorstel van deputaten kerkrecht. Gronden voor beide wijzigingen zijn dat enerzijds vrouwen die zich langs de voorgeschreven weg melden voor een BSO of preekbevoegdheidsonderzoek het recht hebben onderzocht te worden, en dat anderzijds van niemand verlangd mag worden dat hij handelt op een wijze die in zijn geweten in strijd is met Gods Woord.
Vraag: Wat kan een classis doen als kerken gewetensbezwaard zijn vanwege het examineren van vrouwelijke kandidaten voor het ambt van predikant?
Overwegingen: Een dergelijke kerk dienst zich allereerst af te vragen of haar bezwaar zich richt tegen het confessioneel toetsen van een kandidaat of tegen het besluit dat vrouwen toelaat tot de ambten. Dat laatste is door de kerken in generale synode genomen. Daartegen staat de kerkordelijke weg van revisie open. Een in die weg afgehandelde zaak behoort niet telkens opnieuw op andere plaatsen aan de orde te worden gesteld.
Als deze overweging het bezwaar niet wegneemt en een kerk bij haar oordeel blijft dat niet meegewerkt kan worden aan een kerkelijk onderzoek, dan dient onderscheid gemaakt te worden naar onderzoek. De kerkorde kent het beroepbaarstellend onderzoek (BSO), het toelatend onderzoek (TLO) en het onderzoek voor het verkrijgen van preekbevoegdheid.
Het TLO is een heel beperkt onderzoek en staat in het kader van de formele goedkeuring van een beroep en de kennismaking met de zusterkerken in de classis waarin iemand gaat functioneren. Een niet-bijwonen van het TLO zou betekenen dat in feite de ambtsdienst binnen de classis niet aanvaard wordt. De kerkorde bepaalt in art. B11.2 dat het TLO plaatsvindt door de classis waar iemand zal gaan dienen.
Onoverkomelijke gewetensbezwaren om deel te nemen aan kerkelijk onderzoek zijn denkbaar bij het BSO en het preekbevoegdheidsonderzoek. Kerken kunnen ervan worden vrijgesteld daaraan deel te nemen. Daartoe dient officieel te worden besloten. Gaat het om één of twee bezwaarde kerken, dan kan worden besloten dat de overige kerken het onderzoek doen namens de gehele classis. Zijn er drie kerken of meer die hun bijdrage aan het onderzoek weigeren, dan besluit de classis een aangrenzende classis te vragen het onderzoek te willen verzorgen. Dat is dan in dat geval de in art. B11.1 KO genoemde ‘aangewezen classis’ die het BSO voor haar rekening neemt.
Conclusie: Dit vraagt om een aanpassing van de generale regeling predikantszaken en van de generale preekbevoegdheid, dat valt onder de verantwoordelijkheid van deputaten Kerkrecht. Gronden voor de wijzigingen zijn dat enerzijds vrouwen die zich langs de voorgeschreven weg melden voor een BSO of preekbevoegdheidsonderzoek het recht hebben onderzocht te worden, en dat anderzijds van niemand verlangd mag worden dat hij handelt op een wijze die zo iemand persoonlijk in zijn geweten in strijd brengt met Gods Woord.
Bijzondere regelingen voor vrouwelijke predikanten
Vraag: welke speciale regelingen moet een kerk treffen voor vrouwelijke predikanten bij zwangerschaps- en ouderschapsverlof of een (eventueel tijdelijk) stopzetting als gemeentepredikant i.v.m. zorgtaken in haar gezin?
Overwegingen: In het document Materiële regelingen predikanten 2019 (Steunpunt Kerkenwerk) zijn afspraken vastgelegd over Bijzonder verlof (pg. 11): ‘Bij huwelijk, geboorte of overlijden in de nabije familie van de predikant, wordt gezamenlijk [in overleg tussen predikant en kerkenraad] tot een afspraak voor bijzonder verlof gekomen, waarbij zoveel mogelijk wordt aangesloten bij wat maatschappelijk gebruikelijk is’.
Conclusie van deputaten MViK:
zwangerschapsverlof: de regeling kan ook gelden bij zwangerschap, maar het verdient aanbeveling dat nader te omschrijven.
ouderschapsverlof: in de maatschappelijk is het steeds meer gebruikelijk dat ook aan vaders ouderschapsverlof wordt verleend, maar dat zal vanwege de (financiële) haalbaarheid nader onderzocht moeten worden.
zorgverlof: Wanneer een vrouwelijke predikant zich in verband met haar gezinssituatie genoodzaakt ziet om haar werkzaamheden als gemeentepredikant (al dan niet tijdelijk) neer te leggen zou het gewenst kunnen zijn dat zij wel beschikbaar blijft om af en toe voor te gaan in de erediensten en de sacramenten te bedienen. Deze aanleiding voor op non-actief stelling of ontheffing van het ambtelijk werk is niet genoemd in de KO artikel B18. Het verdient aanbeveling om een aanvulling op te nemen om in een dergelijke situatie te voorzien. In zo’n regeling zou het mogelijk kunnen zijn dat de predikant de bevoegdheid behoudt om op verzoek van een kerkenraad het Woord en de sacramenten te bedienen of andere diensten te verrichten. In het kader van de gelijkheid zou zo’n regeling ook moeten gelden voor mannelijke predikanten.
Vrouwen zijn niet voorbereid
Vraag: Vrouwen kunnen worden overvallen door de mogelijkheid om beroepen te worden als ambtsdrager. Zou het nodig zijn om hen hierop voor te bereiden?
Overwegingen: Het klopt dat het besluit tot openstelling van de ambten voor sommige vrouwen onverwacht komt. Anderzijds zijn er al veel vrouwen die allerlei pastorale en diaconale taken in de gemeente doen, zonder daarvoor beroepen en bevestigd te zijn. Als deze gaven worden opgemerkt, mogen vrouwen ook de vrijmoedigheid hebben om het beroep te aanvaarden, in de verwachting dat de Geest hen ook bij de uitoefening wijsheid en inzicht zal geven. Daarnaast kunnen vrouwen net als mannen zich laten toerusten voor de taak, bijvoorbeeld via de classicale toerustingsavonden voor jonge ambtsdragers en/of via mentoraat van ervaren broeders.
Echtparen
Vraag: kan een echtpaar samen dienen in het ambt, of juist beter van niet? Geldt een eventuele rustperiode voor het hele gezin of alleen voor de betreffende persoon?
Overwegingen: Voor de predikanten geldt een ‘cao’ die wordt vastgesteld via de CGMV. Daarin zouden bepalingen opgenomen kunnen worden over het gezamenlijk uitoefenen van het ambt. Voor echtparen die gezamenlijk het ambt van ouderling of diaken uitvoeren, zal de plaatselijke kerk afspraken kunnen maken. Dit kan per geval verschillend zijn. Aanbevolen wordt om daarbij ook te kijken hoe dit in de maatschappij en/of in andere kerkgenootschappen wordt opgelost.
Conclusie: De kerken hoeven dit niet landelijk te regelen, tenzij blijkt dat er plaatselijk problemen zijn.
Gemeenteleden met bezwaar tegen vrouwelijke ambtsdragers
Vraag: Hoe kan een kerkenraad omgaan met gemeenteleden die bezwaar hebben tegen vrouwelijke ambtsdragers?
Overwegingen: Allereerst mag van gemeenteleden verwacht worden dat zij zich loyaal opstellen binnen de gemeente, ook tegenover gezamenlijk genomen besluiten (zie KO art. A.3.2).
Wanneer gemeenteleden blijvende principiële bezwaren hebben tegen pastorale en/of diaconale bezoeken van vrouwelijke ambtsdragers dan mogen zij verwachten dat hun mening wordt gerespecteerd zodat zij niet tegen hun geweten hoeven te handelen. Dit zou opgelost kunnen worden door aan hun bezwaren tegemoet te komen, bijvoorbeeld door aan hen een andere ambtsdrager toe te wijzen of hen in een andere wijk in te delen.
Conclusie: De kerkenraad kan regelingen treffen om bezwaarde gemeenteleden tegemoet te komen.